Nieuws
Omvangrijke WhatsAppfraude-zaak: Rechtbank Zutphen volgt juridisch verweer mr. Dirkzwager

Op 17 december 2020 vond er een regiezitting plaats bij de rechtbank Zutphen in een omvangrijke WhatsAppfraude-zaak. De zaak kwam aan het rollen toen cliënt op 3 mei 2020 met een medeverdachte in een auto werd aangehouden en er op 1 van de in de auto aangetroffen telefoons berichten werden aangetroffen die duidde op WhatsAppfraude.

De verdenking was in eerste instantie dat cliënt betrokken was bij WhatsAppfraude van 2 personen. Voor dat feit is hij 14 dagen in bewaring gesteld en is vervolgens de gevangenhouding bevolen door de raadkamer.

De officier van justitie heeft geprobeerd tijdens de raadkamerzitting om de vordering uit te breiden (vordering ex art. 67b Sv), wat is afgewezen, omdat de ernstige bezwaren op dat moment niet bestonden voor de overige verdenkingen.

Na 3 maanden vond op 18 augustus 2020 de eerste pro forma zitting plaats. Er is toen door het OM een tenlastelegging uitgebracht in strijd met art. 261 lid 3 Sv, aangezien een aantal feiten die in deze tenlastelegging waren opgenomen, niet overeenkwamen met de feiten die in de vordering inbewaringstelling waren opgenomen. Het OM had de feiten uit de 67b Sv vordering in de tenlastelegging opgenomen. Het OM gaf aan dat dit een kennelijke misslag zou betreffen en de rechtbank gaf aan dat eventuele mankementen aan de orde zouden komen tijdens de inhoudelijke behandeling. De rechtbank heeft cliënt tijdens die zitting onder voorwaarden geschorst.

Ten behoeve van de regiezitting was door het OM een nieuwe dagvaarding uitgebracht (ex art. 314a Sv). Client wordt volgens het OM na maandenlang onderzoek verdacht van opzetwitwassen, computervredebreuk, oplichting via WhatsAppfraude van meerdere personen, oplichting van meerdere personen door zich voor te doen als bankmedewerker en tot slot gewoontewitwassen over een langere periode. Dit is een forse uitbreiding van de feiten.

Mr. Dirkzwager heeft zich tijdens de regiezitting op het standpunt gesteld dat de tenlastelegging zoals die was uitgebracht op 13 augustus niet in lijn met artikel 263 lid 3 was en dat de tenlastelegging zoals die ten behoeve van de regiezitting was uitgebracht, niet conform art. 314a Sv was opgesteld. De rechtbank volgde het standpunt van mr. Dirkzwager, wat betekent dat cliënt voor oplichting van slechts 2 personen vervolgd kan worden.